B6 OCPP 1.6 Commerciële Dual Guns AC-lader
 		     			B6 OCPP 1.6 Commerciële Dual Guns AC-laderspecificatie
Technische specificaties en verpakkingsinhoud
 Technische parametertabel
 
 		     			
 		     			Inhoud van het pakket
Om er zeker van te zijn dat alle onderdelen worden geleverd zoals besteld, controleert u de verpakking van de onderstaande onderdelen.
 		     			
 		     			Veiligheids- en installatiegids
Veiligheid en waarschuwingen
 (Lees alle instructies voordat u het laadstation installeert of gebruikt.
 1. Milieuveiligheidseisen
 • De installatie van de laadpaal en het gebruiksgebied moeten uit de buurt worden gehouden van explosieve/ontvlambare materialen, chemicaliën, stoom en andere gevaarlijke goederen.
 • Houd de laadpaal en de omgeving droog. Als de aansluiting of het oppervlak van het apparaat vuil is, veeg deze dan schoon met een droge en schone doek.
 2. Specificaties voor de installatie en bedrading van de apparatuur
 • Voordat u de bedrading aansluit, moet de ingangsstroom volledig worden uitgeschakeld om te voorkomen dat er spanning op het apparaat komt te staan.
 • De aardingsklem van de laadpaal moet stevig en betrouwbaar geaard zijn om elektrische schokken te voorkomen. Het is verboden om metalen voorwerpen zoals bouten en pakkingen in de laadpaal achter te laten om kortsluiting of brand te voorkomen.
 • De installatie, bedrading en aanpassingen moeten worden uitgevoerd door professionals met een elektrotechnische kwalificatie.
 3. Specificaties voor operationele veiligheid
 Het is ten strengste verboden om tijdens het opladen de geleidende delen van het stopcontact of de stekker aan te raken en de spanningvoerende interface los te koppelen.
 • Zorg ervoor dat het elektrische voertuig stilstaat tijdens het opladen. Bij hybride modellen moet de motor worden uitgeschakeld voordat u gaat opladen.
 4. Controle van de apparatuurstatus
 • Gebruik geen oplaadapparatuur met defecten, scheuren, slijtage of blootliggende geleiders.
 • Controleer regelmatig het uiterlijk en de integriteit van de laadpaal en stop onmiddellijk met het gebruik ervan als u afwijkingen constateert.
 5. Onderhouds- en modificatievoorschriften
 • Het is voor niet-professionals ten strengste verboden om laadpalen te demonteren, te repareren of te wijzigen.
 • Indien de apparatuur defect raakt of afwijkend gedrag vertoont, dienen professionele technici te worden ingeschakeld voor de afhandeling.
 6. Noodbehandelingsmaatregelen
 • Wanneer er zich een onregelmatigheid voordoet (zoals een abnormaal geluid, rookontwikkeling, oververhitting, etc.), dient u onmiddellijk alle invoer-/uitvoerstroomvoorzieningen uit te schakelen.
 • Volg in geval van nood het noodplan en waarschuw professionele technici voor reparatie.
 7. Milieubeschermingseisen
 • Laadpalen moeten worden voorzien van maatregelen tegen regen en bliksem om blootstelling aan extreme weersomstandigheden te voorkomen.
 • Buiteninstallatie moet voldoen aan de IP-beschermingsnormen om de waterbestendigheid van de apparatuur te garanderen.
 8. Personeelsveiligheidsmanagement
 • Minderjarigen of personen met een beperkt gedragsvermogen mogen het werkgebied van de laadpalen niet naderen.
 • Operators moeten een veiligheidstraining volgen en bekend zijn met methoden om te reageren op risico's, zoals elektrische schokken en brand.
 9. Specificaties voor de laadoperatie
 • Controleer voor het opladen de compatibiliteit van het voertuig en de laadpaal en volg de gebruiksaanwijzing van de fabrikant.
 • Vermijd het frequent starten en stoppen van de apparatuur tijdens het opladen om de continuïteit van het proces te waarborgen.
 10. Regelmatig onderhoud en aansprakelijkheidsverklaring
 • Het wordt aanbevolen om minimaal één keer per week veiligheidscontroles uit te voeren, inclusief aarding, kabelstatus en functietests van de apparatuur.
 • Alle onderhoud moet voldoen aan de lokale, regionale en nationale voorschriften inzake elektrische veiligheid.
 • De fabrikant is niet aansprakelijk voor de gevolgen die voortvloeien uit ondeskundig gebruik, onrechtmatig gebruik of het niet naleven van de voorschriften.
 *Bijlage: Definitie van gekwalificeerd personeel
 Betreft technici die de kwalificatie hebben voor installatie/onderhoud van elektrische apparatuur, die een professionele veiligheidsopleiding hebben gevolgd en bekend zijn met de relevante wet- en regelgeving en risicopreventie.en controle.
 		     			Tabel met specificaties voor AC-ingangskabels
 		     			
 		     			Voorzorgsmaatregelen
1. Beschrijving van de kabelstructuur:
 Enkelfasesysteem: 3xA vertegenwoordigt de combinatie van fasedraad (L), nuldraad (N) en aardedraad (PE).
 Driefasensysteem: 3xA of 3xA+2xB vertegenwoordigt de combinatie van drie fasedraden (L1/L2/L3), neutrale draad (N) en aardedraad (PE).
 2. Spanningsval en lengte:
 Als de kabellengte meer dan 50 meter bedraagt, moet de draaddiameter worden vergroot om ervoor te zorgen dat de spanningsval 55% bedraagt.
 3. Specificatie van de aarddraad:
 De doorsnede van de aarddraad (PE) moet aan de volgende eisen voldoen:
 Wanneer de fasedraad ≤16mm2 is, is de aarddraad> gelijk aan of groter dan de fasedraad;
 Wanneer de fasedraad > 16 mm2 is, is de aarddraad > de helft van de fasedraad.
 		     			Installatiestappen
 		     			
 		     			
 		     			Controlelijst voor het inschakelen
Verificatie van de installatie-integriteit
 • Controleer of de laadpaal stevig vastzit en of er geen vuil bovenop ligt.
 • Controleer nogmaals de juistheid van de aansluiting van het elektriciteitsnet om er zeker van te zijn dat er geen blootliggende
 draden of losse interfaces.
 • Wanneer de installatie is voltooid, dient u de laadpaalapparatuur af te sluiten met sleutelgereedschap.
 (Zie figuur 1)
 Bevestiging van functionele veiligheid
 • Beveiligingsvoorzieningen (stroomonderbrekers, aarding) zijn correct geïnstalleerd en ingeschakeld.
 • Voltooi basisinstellingen (zoals oplaadmodus, machtigingsbeheer, enz.) via
 het programma voor de besturing van de laadpaal.
 		     			
 		     			Configuratie- en bedieningsinstructies
4.1 Inspectie bij inschakelen: Controleer opnieuw volgens 3.4 "Voordat u het apparaat inschakelt"
 "Checklist" voordat u de stroom voor het eerst inschakelt.
 4.2 Gebruikersinterface bedieningshandleiding
 		     			4.3. Veiligheidsvoorschriften voor het opladen
 4.3.1.Bedieningsverboden
 ! Het is ten strengste verboden om de connector tijdens het opladen met geweld los te koppelen
 ! Het is verboden de stekker/connector met natte handen te bedienen
 ! Houd de oplaadpoort droog en schoon tijdens het opladen
 Stop onmiddellijk met het gebruik bij abnormale omstandigheden (rook/abnormaal geluid/oververhitting, etc.)
 4.3.2.Standaardwerkprocedure
 (1) Opladen starten
 Verwijder het pistool: Trek de laadconnector geleidelijk uit de EV-laadaansluiting
 2 Aansluiten: Steek de connector verticaal in de laadpoort van het voertuig totdat deze vastklikt
 3 Verifiëren: Bevestig dat het groene indicatielampje knippert (klaar)
 Authenticatie: Begin op drie manieren: kaart swipen/app-scancode/pluggen en opladen
 (2)Laadstop
 Kaart doorhalen om opladen te stoppen: veeg de kaart nogmaals door om opladen te stoppen
 2APP-bediening: Op afstand stoppen via de app
 3 Noodstop: Houd de noodstopknop 3 seconden ingedrukt (alleen in noodsituaties)
 4.3.3.Abnormale behandeling en onderhoud
 Opladen mislukt: Controleer of de laadfunctie van het voertuig is geactiveerd
 2onderbreking: Controleer of de oplaadconnector goed vastzit
 3 Abnormaal indicatielampje: Noteer de statuscode en neem contact op met de aftersales
 Let op: Voor een gedetailleerde beschrijving van de storing verwijzen wij u naar pagina 14 van de handleiding 4.4 Uitgebreide uitleg van
 Laadstatusindicator. Het is aan te raden de contactgegevens van de aftersales-afdeling te bewaren.
 servicecenter op een goed zichtbare plaats op het apparaat.
         







